Verdieping: Vooronderstellingen

“Kijk, dit blikje vond ik op zolder. Het moet nog van mijn betbetbetbetbet-overgrootmoeder geweest zijn. Wie kan raden wat erin zit?”

355


Ik rammel met het blikje dat ik de dag ervoor op de rommelmarkt gescoord heb. De kinderen kunnen het niet raden.
“Naalden”, denkt een meisje.
“Je bent warm”, zeg ik. Ik laat het blikje met knopen rondgaan. Ze kunnen zien dat er ook ringen inzitten die van knopen gemaakt zijn.
“Ja, dat is nou zo gek, die zijn er vanzelf gekomen, in al die miljoenen jaren natuurlijk, of eeuwen…..”
“Dat kan helemaal niet!”
“Nee, hè, dat kan helemaal niet. Wie gelooft dat het wel kan?”
Niemand natuurlijk.
“Mijn vader en mijn man kunnen niet geloven dat er een God bestaat”, vertel ik.
“Oh!” hoor ik een meisje.
“Ze denken dat het leven toevallig ontstaan is. Eerst met eenvoudige, eencellige beestjes,” ik pak een klein knoopje, “en dan steeds groter”, ik pak er telkens een knoopje bij, “tot het uiteindelijk een heel ingewikkeld beest was.” 
Ik pauzeer even, de achttien kinderen luisteren heel goed. “Dat vind ik eigenlijk nog moeilijker om te geloven. Dan geloof ik liever dat er een God is
die alles gemaakt heeft. Ik denk dat ik dan dichter bij de waarheid zit”.

Het meisje naast me zegt: “God máákte niet, Hij SPRAK.”
“Ja, maar hoe dat dan precies gegaan is weten we niet”, zeg ik.

Tags: Schepping, Verdieping